Ik, Maan, Tolstoj

30-10-2019

Even serieus

In mijn ogen kan het adjectief "literaire" uit "literaire autobiografie" gerust weggelaten worden aangezien taal al van jongs af aan een van de meest vormende factoren speelt in de menselijke ontwikkeling. Elk woord, elke zin of paragraaf die we ooit - al dan niet bewust - hebben gelezen bepaalt in zekere zin de mens die we vandaag de dag zijn. Deze tendens komt ook overeen met het dynamische karakter van taal. Naarmate onze taal evolueert, evolueren we als mens. 

"Met (voor)lezen kan je niet snel genoeg beginnen." Althans, dat zeggen ze in de meeste artikels die je kan vinden over de positieve effecten van lezen en voorlezen bij jonge kinderen. Onderzoekers constateren dat kinderen die voorgelezen werden sneller geneigd zijn om zelf te gaan lezen tegenover kinderen die niet werden voorgelezen (met uitzonderingen uiteraard). Voorlezen zorgt er immers voor dat kinderen in contact komen met een andere soort woordenschat en dit bevordert hun taalontwikkeling, wat op zijn beurt effect heeft op hun cognitieve ontwikkeling. Lezen heeft dus echt een invloed op wie we uiteindelijk worden als mens. Afhankelijk van wat je leest natuurlijk.

Tolstoj & tutters

Maar laat me gewoon beginnen bij het begin. Misschien wel de eerste herinnering aan lezen die ik heb, is diegene waarbij ik - ironisch genoeg - niet zelf aan het lezen was. Er zijn ongetwijfeld (hoogbegaafde) kleuters die al vlot op hun drie jaar aan Tolstoj kunnen beginnen, ik was er in ieder geval geen van. Mijn literaire wereld beperkte zich tot mijn mama die vol overgave opging in de verhalen van Pluk van de Petteflet en Eefje Donkerblauw in de hoop dat ik achteraf in slaap zou kunnen vallen. Gelukkig kon ik tegen het eerste leerjaar, na mijn wekelijkse klasbezoeken aan de bib, zelf mijn verhalen kiezen in plaats van de reeds afgezaagde herhalingen op zender "mama".

Naarmate ik ouder werd en nog vasthing aan de reglementering van het concept "bedtijd" en het bestaan van zaklampen had ontdekt, spendeerde ik talloze nachten onder mijn laken met boek en zaklamp paraat om de nacht uit te dagen.

Ik kan me niet voorstellen dat mijn ouders dit niet opmerkten maar ik waande mezelf een echte literaire "undercover" agent. De duisternis onder mijn laken wanneer de zaklamp uitging kan ik dan ook vergelijken met de inhoud van mijn hippocampus als het erop aankomt om me de boeken te herinneren uit mijn kinderjaren.

Wat ik me wel perfect voor de geest kan halen zijn de verhalen van Harry Potter die ik in de lagere school bijna inslikte. Wanneer ik terugdenk aan die tijd groeit er een warm gevoel in mijn buik. Misschien omdat ik dan automatisch denk aan de spanning die ik voelde wanneer mijn vader met mijn twee oudere zussen telkens naar de dichtstbijzijnde Standaard boekhandel reed om het nieuwste boek van Harry Potter te pakken te krijgen. Of de herinnering aan de warme zetels en plakkerige vloer van de Kinepolis in Antwerpen waar we elke november naartoe gingen om de nieuwste film te zien. Ik zal nooit exact weten waarom de woorden "Harry" en "Potter" mij gelukkig doen voelen, maar je afvragen waarom je gelukkig bent is iets wat je best nooit doet.

Een klassiek geval van rebellie

November veranderde in december en daarna kwamen er nieuwe jaren. In het middelbaar werd ik al snel geconfronteerd met namen als Dirk Bracke en Bart Moeyaert. Ik herinner me nog helder mijn reactie aan het begin van het derde middelbaar toen de leerkracht Nederlands ons een boekenlijst voorlegde die haast onder het dictatuur "Bracke" leefde.

Onderwerpen als "verkrachting" en "probleemjongeren" vragen haast om protest wanneer er boeken als Moby Dick van Herman Melville en dergelijke stof liggen te vangen in de bibliotheek. Achteraf gezien was het relatief arrogant langs mijn kant. In de verwachting om met mijn luide protest een revolutie te veroorzaken voor het vak Nederlands werd ik toch maar naar de directeur gestuurd. Pech.

Ik worstelde me door het oorlogsveld "middelbare school" genoemd met boeken als Animal Farm van George Orwell en The Lord of The Rings van J. R. R. Tolkien. En Harry Potter en De Vuurbeker duizend maal opnieuw te lezen. Als mijn ogen moe waren schakelde ik over naar manga's. Deze Japanse strips houden mij al in hun ban sinds mijn twaalf. Verhalen over een weesmeisje die in huis wordt genomen door een klasgenoot, waarvan de familie per toeval onder een vloek leeft, vond ik uiterst fascinerend. (Fruits Basket van Natsuki Takaya).

Als ik niet zat te lezen zat ik achter een scherm gepleisterd. Ik denk dat de officiële term "cinefiel" is. Films die indruk wekten bij mij waren Atonement van Joe Wright gebaseerd op het boek met dezelfde naam van Ian McEwan, Forrest Gump van Robert Zemeckis, What dreams may come van Vincent Ward. Ik kan nog talloze pagina's blijven doorgaan over welke films een impact hebben gehad op mijn ontwikkeling maar dat is een geheel andere opdracht lijkt mij.

Eindelijk volwassen?

Bij het passeren van de finish line "proclamatie zesde middelbaar" kwam ik dan eindelijk in wat mijn leerkrachten al jaren noemden "de echte wereld". Nu ik 23 ben en wel ongeveer vijf jaar heb om op terug te kijken tussen adolescentie en jongvolwassenheid kan ik met zekerheid zeggen dat de wereld niet veel anders is dan de middelbare school. Het enige wat anders is, ben ikzelf. Rond mijn 20 kreeg ik plots de oncontroleerbare nood om mij op de jeugdfictie te storten van John Green. Door deze drang kwam dan als gevolg dat ik zat de huilen als een klein kind bij de laatste pagina's van The Fault in Our Stars op een overvolle trein. Schaamte was echter iets voor het middelbaar dus ik jankte ongestoord verder. Ik denk dat ik ergens aan het compenseren was voor de jeugdfictie die ik had laten liggen in het middelbaar door mijn destijdse drang om mijn volwassenheid vroegtijdig te bewijzen. Dit heb ik volhartig kunnen inhalen met An Abundance of Katherines van John Green en The Perks of Being a Wallflower van Stephen Chbosky. Ik kan noch bevestigen noch ontkennen dat ik een kopie van Twilight van Stephanie Meyer in mijn handen heb gehad. Niemand zal het toch kunnen bewijzen.

Wat een arrogantie

Als we er dan toch een cijfer op moeten plakken schat ik mijn literair competentieniveau, wat hoogmoedig misschien, ergens tussen niveau 4 en 5 van Theo Witte's competentiematrix. De voorbije twee jaar heb ik boeken in mijn handen gehad die afwijken van reguliere ontspanningsliteratuur. Bijvoorbeeld Lingua van Gaston Dorren. Dit boek gaat vooral om de evolutie en het onderlinge verband van de talen van de wereld. Ik had hier weinig tot geen voorkennis over maar heb wel een uitgesproken interesse voor taal. Dit was dan ook de reden van de aankoop. Nog een voorbeeld is Hersenen van Han Geluk & Matthijs Oude Lohuis. Dit boek was relatief makkelijk geschreven aangezien het wel bedoeld was voor lezers zonder achtergrond in neurowetenschappen. Desalniettemin week dit boek enorm af van mijn leefwereld en heb ik het toch gelezen. Wij zijn ons brein van Dick Swaab en Making a Point: The Pernickety Story of English Punctuation van David Crystal zijn hier ook voorbeelden van.

Kort samengevat denk ik dat mijn literaire interesses zich over een breed spectrum uitspreiden. Ik slinger heen en weer tussen boeken die mijn nuccleus accumbens plezieren en boeken die mijn prefrontale cortex overuren doet draaien. Mijn capabiliteit en interesse gaan niet altijd hand in hand maar dat is mooi aan de cognitieve ontwikkeling: ze evolueert constant. Afhankelijk van wat je leest natuurlijk.

déjà view
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin